Dac 6: beperkingen op het beroepsgeheim van accountants en belastingadviseurs

Volgens een recente uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over een prejudiciële vraag, zullen accountants en belastingadviseurs verplicht zijn om andere tussenpersonen in kennis te stellen van complexe belastingregelingen in het kader van DAC 6. Alleen advocaten zullen profiteren van een uitzondering en zullen zich nog steeds kunnen beroepen op hun beroepsgeheim om hun meldingsplicht te ontlopen.

Op 29 juli 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) een arrest gewezen in het kader van vijf prejudiciële vragen van het Grondwettelijk Hof over de interpretatie van de bewoordingen van Richtlijn 2011/16/EU van 15 februari 2011 (genaamd DAC 6) en de omzetting ervan in een wet van 20 december 2019. De vierde vraag (punten 91 tot 120 van het arrest) betreft de verplichting voor tussenpersonen die onder het beroepsgeheim vallen om andere tussenpersonen in kennis te stellen van complexe belastingregelingen.

Deze uitspraak – die gevolgen heeft voor de verplichting van accountants en belastingadviseurs om andere tussenpersonen te informeren – kan  u hier consulteren.

 Hierbij de context waarin deze uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie werd gedaan:

  • Krachtens DAC 6 en de wet van 20 december 2019 zijn tussenpersonen verplicht om alle informatie aan de bevoegde autoriteiten te melden waarvan zij kennis hebben met betrekking tot mogelijk agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsregelingen.
  • DAC 6 voorziet echter in een uitzondering op deze meldingsplicht aan de bevoegde autoriteiten: het beroepsgeheim. Tussenpersonen hebben het recht om te worden vrijgesteld van de verplichting om informatie te verstrekken over een te melden grensoverschrijdende regeling wanneer de meldingsplicht in strijd zou zijn met het beroepsgeheim dat van toepassing is onder de nationale wetgeving. In dergelijke gevallen zijn tussenpersonen echter verplicht om elke andere tussenpersoon of, bij gebrek aan een dergelijke tussenpersoon, de betrokken belastingplichtige onmiddellijk op de hoogte te brengen van hun aangifteverplichtingen.
  • Het HvJ-EU had al geoordeeld – in een arrest van 8 december 2022 nummer C-649-20 – voor een verbod op de verplichting voor een advocaat om andere tussenpersonen in kennis te stellen van een grensoverschrijdende regeling.
  • Aangezien enkel advocaten onder deze mogelijkheid vielen om hun beroepsgeheim ten opzichte van andere tussenpersonen te vrijwaren, heeft het ITAA – in het belang van de rechtszekerheid – het Hof van Justitie van de Europese Unie gevraagd om een prejudiciële vraag te stellen via het Grondwettelijk Hof om de bevestiging te krijgen dat de vrijstelling van de meldingsplicht aan andere tussenpersonen ook van toepassing is op accountants en belastingadviseurs.

In het arrest van 29 juli 2024 oordeelde het HvJ-EU dat de werkzaamheden die ten grondslag lagen aan het opstellen van DAC 6 uitsluitend gericht waren op de bescherming van het beroepsgeheim van advocaten met betrekking tot de vrijstelling van de kennisgevingsplicht.

Ook al erkent het Hof dat er tegenargumenten denkbaar zijn, zoals i) het feit dat de meeste taalversies van DAC 6 betrekking hebben op beroepen (zoals belastingadviseurs, notarissen, accountants, boekhouders en bankiers) die volgens het nationale recht aan het beroepsgeheim gebonden zijn, maar door datzelfde recht a priori niet bekleed zijn met de bevoegdheid om in rechte op te treden (zie de paragrafen 96 en 97), en ii) de wijze waarop de lidstaten zelf het beroepsgeheim interpreteren (zie paragraaf 105), wijst erop dat de beoordelingsmarge beperkt is, (ii) de wijze waarop de lidstaten zelf het beroepsgeheim interpreteren (zie punt 105), wordt gepreciseerd dat de beoordelingsmarge van de lidstaten niet zo ver gaat dat zij de verplichting tot melding aan de bevoegde autoriteiten kunnen omzetten in een verplichting tot kennisgeving aan andere tussenpersonen voor beroepsbeoefenaren die hun cliënten niet in de rechtbank kunnen vertegenwoordigen (zie punt 106).

Volgens het Hof zou dit leiden tot verstoring tussen de lidstaten, wat zou kunnen leiden tot een “verplaatsing” van belastingplanningsactiviteiten en de ondermijning van de uniformiteit van de bestrijding van belastingfraude binnen de interne markt (zie punt 107).

De volledige argumentatie van het HvJ-EU is gebaseerd op de specifieke bescherming van het beroepsgeheim van advocaten, artikel 7 van het charter en artikel 8, paragraaf 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)

Naar onze mening gaat het HvJ-EU voorbij aan het feit dat veel commerciële advocaten hun cliënten niet vertegenwoordigen.

Het HvJ-EU heeft geen rekening gehouden met het feit dat economische professionals hetzelfde beroep uitoefenen als deze bedrijfsjuristen, namelijk het geven van juridisch advies en het communiceren van nota’s aan hun cliënten.

De volgende stap voor het ITAA is het indienen van opmerkingen aan het Grondwettelijk Hof over de uitspraak van het HvJ-EU van 29 juli 2024.

Een analyse van de impact van de uitspraak van het HvJ-EU en de aanstaande uitspraak van het Grondwettelijk Hof over het beroepsgeheim van accountants en belastingadviseurs zal het onderwerp zijn van een artikel in het ITAA-Zine.

Gepubliceerd op

Door auteur(s)

Axelle Dekeyser

Categorieën

Tags

Sharing

Gerelateerde artikelen

Tijdens een btw-controle van een cliënt heeft een ITAA-beroepsbeoefenaar een beroep moeten doen op zijn beroepsgeheim. De belastingcontroleur eiste namelijk een kopie van zijn persoonlijke e-mailverkeer met de cliënt in...
In zijn beslissing van 19 januari 2023 (162/N/2022) oordeelde de Nederlandstalige kamer van de tuchtcommissie dat een ITAA-lid een inbreuk had begaan op het beroepsgeheim. Het betrokken lid had vastgesteld...
Als beroepsbeoefenaar kan het gebeuren dat een rechter die deel uitmaakt van de ondernemingsrechtbank één of meerdere stukken bij je opvraagt. Wanneer kan dat en hoe moet je daar dan...
De meeste beroepsbeoefenaar zullen al geconfronteerd zijn geweest met een zogenaamde “e-audit”. Het is een werkwijze waarbij de administratie ter voorbereiding van de fiscale controle verzoekt om de back-up van...